Lees alle verhalen

Ger Mastenbroek: “De andere kant van de tering-medaille”

Bij mij was op zesjarige leeftijd een vlekje op mijn longen geconstateerd, ‘gekregen’ door mijn broers besmettelijke tuberculose. Ik voelde mij niet ziek maar moest het wel zijn, anders hoef je geen jaar op bed te liggen. Ik kreeg aandacht, bezoek, cadeautjes. Voor de ‘buitenwereld’ was ik ziek en zielig maar ik had nergens last van. Integendeel, het had alleen maar voordelen. Lees maar.

– Ik lag voor ons raam aan de IJweg in Zwanenburg. Zag Maarse & Kroonbussen voorbijkomen. Een van de buschauffeurs toeterde en zwaaide altijd. Op een dag kwam de bus weer langs en stopte! Die hele grote bus stond voor mij stil! Geweldig vond ik dat.
– Elke morgen om half elf mocht ik even uit bed. Met moeder en zuster De Jong speelden we dan kaartjekeren met cijferkaarten die omgekeerd op tafel lagen. Dan moet je proberen twee gelijke cijfers te draaien. Ik won ‘verdacht’ vaak, realiseer ik me nu.
– Toen de dokter zei dat ik af en toe uit bed mocht lag ik, om van elke zonnestraal te profiteren in het draaibare Witte Kruishuisje. Buurjongetjes mochten dat zware huisje dan draaien. Ik voelde mij als een koning in een paleis die onderdanen liet zwoegen.
– In december belandde moeder in het ziekenhuis. Zus Gerda, broer Wim en ik moesten elders worden ondergebracht. Ik bij een tante en oom die bakker was. Dagelijks liepen mannen langs die uit Amsterdam kwamen en werkten bij De Cirkel. Iedereen zwaaide naar dat jongetje.
– Op 5 december brachten deze mannen een héél groot pak. Ván Sinterklaas, vóór Gerrie. Was door een domme verzendPiet bij De Cirkel gebracht. Gelukkig weten ze waar Gerrie ‘woont’ en zullen het pak naar hem brengen; ze komen er toch langs. Ik heb toen wél Sinterklaas maar die mannen niét bedankt.
– Met gekregen autotootjes kon ik fijn spelen. Ooit deed ik dat samen met de dokter die aan mijn bed kwam zitten.
– Snoepgoed bleek makkelijker en goedkoper te geven dan ‘echte’ cadeautjes. Vóórdat ik ziek werd was ik al stevig; door dat snoepgoed werd ik niet slanker. De tijd bij oom Jan was de lekkerste tijd. Als hij tompoezen had gebakken, kreeg ik de afgesneden randjes. Met als excuus van oom Jan ‘dat Gerrie toch moet aansterken?!’
– Jaren na mijn bedjaar zei de longarts tegen moeder bij een onderzoek: ‘Ik zie helemaal geen vlekje meer.’ Ik was gezond verklaard!
Vooral moeder was heel opgelucht en blij. Zó blij, dat ik iets mochten kiezen uit de automatiek. En dat was nooit eerder gebeurd.

Natuurlijk had ik dat vlekje liever niet gehad maar zoals elke medaille had die tering-medaille ook een andere kant.

tekst onder foto: Zwaaien voor het raam bij tante en oom

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.