Lees alle verhalen

Henk Winters (72):
“De arts vertelde me: het is een ravage”

“Toen bij mij in 2012 TBC werd ontdekt, raakte ik vooral niet in paniek. In de medische wereld was ik eigenlijk geen nieuwkomer. Ik had in het verleden al het nodige meegemaakt.

De klachten waren verschrikkelijk. Ik was vreselijk benauwd, had elke dag koorts, geen zin in eten en was constant moe. De dokters wisten in het begin niet wat ik mankeerde. Na twee weken werd een röntgenfoto van mijn longen gemaakt en bleek ik TBC te hebben. Er kwam meteen een verpleegkundige van de GGD thuis op bezoek. Ik kreeg informatie en medicijnen én ik moest mijn naasten waarschuwen met wie ik toen contact had gehad. Gelukkig heb ik nooit iemand anders besmet.

Ik kende TBC nog wel van vroeger. Ik kom oorspronkelijk van het platteland en ik kan me herinneren dat mensen werden opgesloten in het schuurtje. Als je toen TBC had was het verschrikkelijk, maar ja dat is het nu nog steeds.

Helaas knapte ik totaal niet op van de medicijnen. Ik voelde me alleen maar zieker worden. Ik werd naar het Tuberculosecentrum Beatrixoord gestuurd om aan te sterken.

Daar vertelde de arts dat het er helemaal niet goed uit zag en hij gebruikte de woorden – ik zal het nooit vergeten – ‘het is een ravage’ en vertelde me dat ik resistente TBC-bacterie had. Het ging zeker langer duren dan een paar weken.

Uiteindelijk bleef ik zes maanden voor behandeling in Beatrixoord waarvan een week in quarantaine. Ondanks het feit dat ik me heel beroerd voelde en moeite had met lopen heb ik een prachtige tijd in Beatrixoord gehad. Ik kreeg hele goede verzorging, de artsen en verpleegkundigen waren erg oplettend en ik werd steeds gecontroleerd. Niets was te veel voor ze.

Eenmaal thuis voelde ik me helemaal alleen en stortte ik weer in. Ik weet nog dat het in de zomer was en veel mensen waren op vakantie. Afijn, ik kreeg iemand van de zorg op bezoek en langzamerhand begon ik weer aan te sterken.

Het is een heftige ervaring geweest. Soms vind ik het jammer dat het zo lang heeft geduurd om achter de resistente vorm te komen. Beschadigingen die ik over heb gehouden zijn waarschijnlijk vanwege de ernst van de ziekte, maar ik neem niemand iets kwalijk. Iedereen heeft zijn uiterste best gedaan om mij te helpen.

Vroeger was ik heel sportief. Ik runde een sportschool. Dat kan nu niet meer. Tegenwoordig ben ik vrijwilliger. Ik maak soep voor mensen met een geestelijke beperking in het zorgcentrum en doe spelletjes en presenteer quizavonden. Dat vind ik leuk om te doen. Als ik nu ‘s ochtends wakker word hoop ik dat de dag voorspoedig verloopt en over het algemeen lukt dat. Ik hoor vaak dat ik positief ben en zo probeer ik ook te blijven.”

Sorry

De versie van de browser die je gebruikt is verouderd en wordt niet ondersteund.
Upgrade je browser om de website optimaal te gebruiken.